Toespraak ds Theo Pattinasarany (oud Lunteraan) en Rene Akihary (initiatiefnemer) tijdens de opening op 14 juni van de Reizende Tentoonstelling "In Twee Werelden" Stadspark Ede

Toespraak Ds. Theo Pattinasarany:

Allereerst mijn dank dat ik vandaag als oud-Lunteraan enige woorden tot u mag spreken. Meestal spreken we van een notendop wanneer in het kort een verhaal wordt verteld.
Maar vandaag wordt de geschiedenis verteld van het Molukse volk in een drietal containers.
Nederlanders en Molukkers die elkaar ruim 4 eeuwen kennen en nog steeds met elkaar in relatie staan. Het begint dus niet op de kade van Rotterdam.
Op 21 maart 1951.

Maar wat zo ver weg leek Nederlands-Indië kwam wel dichterbij toen Molukse KNIL-militairen en hun vrouwen en kinderen voet aan wal hadden gezet in Nederland.

En ik spreek tot u, het nageslacht van de Molukse KNIL militairen.
Ik spreek tot u omdat ik denk dat deze reizende tentoonstelling een aftrap is naar het eerherstel van Molukse KNIL-militairen.

 

Het Koninklijk Nederlands-Indische Leger dat bestond uit:
Nederlandse KNIL-militairen die Nederlands-Indië als hun thuisbasis hebben ervaren. Indonesiërs die trouw zijn aan Nederland. Molukse KNIL-militairen die in dienst staan van het Koninklijk Nederlands Indische Leger. Beroepsmilitairen die trouw hadden gezworen aan de Nederlandse driekleur. Gestreden vanuit een zekere overtuiging. Een ideaal.Voor gerechtig-heid en Vrede. Een keuze die uw dierbaren eens hadden gemaakt en waar zij en u nog steeds de gevolgen van dragen. Het waren Protestanten, Rooms Katholieken, Islamieten.

 

 

In de diversiteit is er die verbondenheid, één familie, een brotherhood.
Want zij streden zij aan zij gingen zij de strijd aan.Ver van een vredig bestaan op een plek waar kogels en granaten om je oren vliegen en je eigen bestaan wordt bedreigd.
Het was een verloren strijd. De vijand is wel verslagen, maar daar is iets anders voor in de plaats gekomen. Het gevecht tegen de Japanse overheersing was een gezamenlijke strijd.

De strijd om behoud van een kolonie was een totaal andere. Als ook de strijd om onafhankelijkheid, de Republiek Maluku Selatan.

 

Demobilisatie betekende uiteindelijk op dienstbevel naar Nederland.
De Molukse KNIL-militair verliet op de havenkade zijn familie en zelfs kinderen want er mochten van het gezin maar drie mee en hadden zij meer kinderen dan moesten zij hen achterlaten bij familie. En dan fluisteren zij in het oor van hun kind(eren) die zij achter
moeten laten: ”ach, papa en mama komen over zes maanden wel weer terug”.
Je verliet je vaderland, het land wat zo vertrouwt is. Je verloor je kerk lidmaatschap omdat je de Molukken verliet. Och, wat zij hadden zij toch veel achter moeten laten.

 

Eenmaal in Nederland werden geen saluutschoten gelost. Er was ook geen erewacht en geen publiekelijk waardering voor hun inzet en trouw. Nee, zij werden uit de gratie gevallen,
ontslagen, ongewenste vreemdeling, levende wezens van de toenmalige Nederlands-Indië. De tropische uniform werd vervangen door een coltrui, want het was in de wintertijd.

 En de Molukse manschappen werden met hun families in voormalige concentratiekampen ondergebracht. Afgezonderd van de Nederlandse samenleving, want het zou maar een kort verblijf zijn. De Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen werden in DUW kampen ondergebracht, in barakken van oude interneringskampen zoals kamp de Biezen tussen Lunteren en Barneveld. In oude kastelen zoals de Schaffelaar in Barneveld dan wel het kasteel de Bruinhorst in Ederveen, in kazernes zoals in Woerden en nog zoveel andere kampen.

 

Bij aankomst waren de omstandigheden erbarmelijk. Soms lag er in de kamer alleen maar een matras, geen elektriciteit en geen verwarming. In kamp Schattenberg bij u wel bekend
als concentratiekamp Westerbork stond zelfs nog de “oven”. Kunt u zich dat voorstellen? Gehuisvest op een plek van dood en verderf?

 

Geleidelijk aan kwamen de voorzieningen voor de vrouwen die konden dan een naaicursus volgen tot coupeuse en de mannen gingen in de techniek. En dat had gevolgen voor de volgende generatie want ondanks de CITO-test was het altijd Molukse meisjes gingen naar de huishoudschool en de jongens gingen naar de technische school. En je moet van goeden huize komen om toch naar de Mulo of MTS te mogen. Maar in de beginjaren mochten zij niet deelnemen aan de samenleving. De toegangspoort was de grens.

Maar ook die tijd ging voorbij en moesten de KNIL-militairen en hun vrouwen deelnemen aan de samenleving. En weet u wat zo belachelijk was? De mannen gingen werken maar moesten een deel van hun salaris aan de Nederlandse overheid teruggeven. Notabene diezelfde overheid die hun soldij niet uitbetaalde. 

De Indische KNIL militairen moesten meteen hun weg zien te vinden in de Nederlandse 
samenleving. En de Nederlandse KNIL-militairen? De laatste documentaire die ik had gezien over de Nederlandse KNIL-militairen gaf ook geen positief beeld hoe zij destijds werden behandeld.

 

En nu meer dan 70 jaar later is er het besef dat deze Molukse KNIL militairen en hun nazaten toch  onrecht is aangedaan. De erkenning als militair te hebben gevochten voor de Nederlandse vlag kwam er toch. Daarom zijn wij hier. Een stukje bewustwording van een gedeelde geschiedenis, die je liever zou willen vergeten dan dat je eraan herinnerd wordt. We zijn hier niet om een medaille op de borst van deze KNIL-militairen te spelden, maar om bewust te zijn dat wij het zijn die voortgaan in een toekomst o zo duister maar waar een ieder de mogelijkheid krijgt om zich te ontplooien. Om toch bewust te zijn van die pijnlijke gemeenschappelijke geschiedenis.

 

 

Mijn vader is BIND ONI Pattinasarany, sergeant majoor. Zijn rangnummer: SMA 081727002 In de kelder had hij een klein metalen kistje met de medailles die hij ten tijde van de oorlog had gekregen. Hij heeft de medailles nooit meer gedragen. Ook niet toen op paleis Soestdijk op Koninginnedag de defilé werd gehouden en deze trotse Molukse soldaten in hun uniform respect toonden aan destijds koningin Juliana. Hij heeft ook nooit verteld waarom hij die medailles heeft gekregen. De tijd in de strenge Jappen kampen, geslagen en uitgehongerd. Wij, zijn kinderen, speelden met zijn medailles alsof het speelgoed was en geen teken van strijd op leven en dood. Hij zweeg over zijn oorlogsverleden. Het verlies van zijn kameraden. Het geweld wat zij anderen hebben aangedaan. De pijn, het verdriet en de angst wat zij zelf hadden ondervonden. Hun ogen spraken soms boekdelen. Het verdriet, de trauma en frustratie was soms van hun gezicht af te lezen. Als nazaten kreeg je dat allemaal mee met name de tweede generatie.

 

De strijd voor een onafhankelijke Republiek der Zuid Molukken ging door. Ditmaal niet voor een ander land maar voor je vaderland. Niet voor de driekleur maar voor die prachtige vierkleur: blauw, wit, groen, rood. De strijd zet zich voort in de volgende generaties.
Maar waar haalden zij hun kracht vandaan? Het enige wat hun heimwee kon stillen was hun cultuur en geloof. De taal, de Molukse liederen, de geloofsbeleving en het gemeenschaps- besef. Hun geweren hebben plaatsgemaakt voor de bijbel.

 

In Nederland zijn Molukse kerken ontstaan. En de Nederlandse kerken hebben hun kerken open gesteld zodat Molukkers hun kerkdiensten konden vieren. Zij trokken hun geestelijke wapenrusting aan om te overleven. Het merendeel van hun leven hebben zij in den vreemde vertoeft. Een vreemd land is thuisland geworden voor hun nageslacht.
En ook hier werden zij en wij gezegend tot een volk van meer dan 70.000 mensen.
Deze Molukse KNIL-militairen en hun vrouwen zijn hier in Nederland begraven.
Zij konden niet meer terugkeren naar een vrij vaderland. De volgende generaties hebben zich in Nederland weten te ontplooien en zullen zich steeds ontplooien opdat de eerste generatie trots zijn op wat zij hebben gepresteerd.

Tenslotte wil ik een gedicht voordragen getiteld de Horizon (Tjakrawala).

 

De Horizon
Ik zoek de horizon af
Op zoek naar mijn vertrouwde bergen.
De diepblauwe zee en prachtige palmen
Mijn kampong en baileo.

 

Het gure weer doet mijn ogen
Vol schieten met tranen.
Hoezeer ik de horizon af zocht
Ik vond mijn jeugd niet terug
Mijn kaki versleten tijdens de strijd
Het geweer al opgeborgen
Mijn rang doet er niet meer toe.
Maar mijn strijdlust is niet gebroken

 

Naast mij mijn vrouw met kain en kabaja
Haar liefde en trouw is onbeschrijfelijk
En mijn kinderen zoeken de weg
In een wereld voor mij soms zo vreemd
Het vreemde ligt in mijn diepste verlangen
Te zijn waar ik behoor, een plaats door God gegeven
Voor mijn nageslacht staat hier een huis
Het is hun thuis met daarin mijn verlangen

 

Nu de strijd is gestreden
En mijn lichaam zich heeft neergelegd
Dank ik de Heer voor Zijn zegen
Het nageslacht aan mij gegeven.

 

Voorbij de horizon
Ja daar ligt toch de bevrijding.

Tjakrawala
Mataku memandang tjakrawala
Mentjari gunung-gunung terkenal
Laut jang dalam dan pohon kelapa
Kampung dan baileo di sebelah


Angin dingin kena mataku
Memenuhinja dengan air mata
Sebagaimana aku mentjarinja
Tak dapat lagi masa mudaku
Pakaian tentara telah tipis
Dan sendjata t’lah kembali
Pangkat tak berguna lagi
Tetapi tidak terputus perdjuangan ini


Di sebelahku istri kain kebaja
Kasih dan setianja tak terlukiskan
Serta anak-anak tjari djalan
Di tanah perasingan
Jang asin terdapat dalam keinginan
Berdiam pada asal jang diberikan Tuhan
Bagi turun-temurun tlah didirikan rumah
Suatu tempat dimana ada kerinduan


Sekarang ku berhenti perdjuanganku
Tubuh telah letakkan diri
Ku bersjukur bagi Allah jang berkati
Turun temurun jang diberikan padaku


Lewat tjakrawala
Ingatlah disana ada kelepasanmu

Toespraak Rene Akihary:

De expositie draagt de naam “in 2 wereld-en” Mijn verhaal begint in die andere wereld.
Op 10 mei 1951 vertrekt mijn moeder met haar vader, moeder 2 zussen en 5 broertjes met ss Fairsea uit Semarang. Ik heb die reis ook meegemaakt, want ik zat in de schoot van mijn moeder.
Zij was in verwachting van mij. Op 5 juni 1951 komt het schip aan in Rotterdam.

Namens de koningin werden zij welkom geheten door generaal Buurman van Vreeden.
Zijn toespraak was overduidelijk en betekende voor 12.500 Molukkers het begin van een onzekere en uitzichtloze toekomst en een definitieve einde van een rijk leven op de Molukken.

Ik citeer zijn toespraak dan snapt u wat ik bedoel:

“Namens de koningin heet ik u van harte welkom.
Uw verblijf hier is maar van korte duur, hooguit 3 tot 6 maanden. De zorg, die de Nederlandse overheid aan u wijdt, vraagt van uw kant enige medewerking en begrip…dan zal uw verblijf voor beide partijen aangenaam zijn. Ik hoop dan ook dat uw verblijf een goede
herinnering zal zijn en blijven.
O ja en nog een kleine bijkomstigheid:

1. U bent allen ontslagen
2. U vervult geen functie meer in het leger
3. U krijgt geen soldij meer
4. U mag uw KNIL uniform niet meer dragen”